De basis van onze camper wordt een bus. We hebben ervoor
gekozen geen oude camper te kopen en die op te knappen, maar te beginnen bij
een bestelbus.
Bestelbussen komen in vele afmetingen, zowel in hoogte,
lengte als vermogen. We willen een ruime bus met verhoogde opbouw, in bustermen
een H2. Hierin kun je staan zonder dat er een hefdak ingemaakt moet worden.
De camper moet niet te lang zijn, omdat manoeuvreren door
kleine straten dan lastig wordt. In Australië hadden we een verhoogde en tweemaal verlengde
Mercedes Sprinter (H2L3). Dat is daar prima te doen op de eindeloze wegen daar,
maar rijden door een middeleeuws Italiaans stadje vergt een kortere wagen.
Een van onze eisen aan de camper is een vast bed. Dit
neemt vrij veel ruimte in beslag, dus daarom willen we ook een verlengde
opbouw. De middenweg is dan de L2.
Omdat een camperopbouw best wat weegt, moet de motor dit
wel aankunnen. De meeste bussen hebben een dieselmotor van circa 2,5 liter
inhoud, maar het vermogen verschilt. Gelukkig is dit achteraf via chiptuning
aan te passen omdat het in basis dezelfde motoren zijn. Vermogen was dus geen
zoekparameter.
De meest gebruikte bus om tot camper om te bouwen is de
Fiat Ducato. Veel fabriekscampers staan ook op een Ducato onderstel. Wellicht
heeft dit te maken door de populariteit van campers in Italië (of andersom?). De
Ducato (of Peugeot Boxer of Citroën Jumper) is ruim en redelijk betaalbaar. We
hebben echter van een paar kanten gehoord dat de betrouwbaarheid en techniek
soms te wensen overlaat. De als betrouwbaar te boek staande Mercedes Sprinter
en Volkswagen Crafter zijn een stukje smaller, daarin kun je niet overdwars
slapen. Dan blijft er nog één bus over: de Renault Master. Overigens is ook
deze bus een co-creatie, en is de Master synoniem voor Opel Movano en Nissan Interstar.
Van deze busjes rijden er veel rond in Nederland. Echter, er zijn flink wat
zaken waarmee je rekening moet houden. De leeftijd zegt niet alles, maar oude
busjes zijn schaarser. Vaak gaan deze richting Oost-Europa. Het zijn
werkpaarden die niet altijd goed behandeld worden: krassen en deuken zijn meer
regel dan uitzondering. Motorisch hebben vooral de aannemersbusjes en
wegenbouwbusjes het zwaar te voorduren gehad in verband met zware ladingen.
Koeriers maken zeer veel kilometers. Groente-en-fruit-auto’s hebben vaak roest
door de vochtige lading en stukadoorsbusjes krijg je van binnen nooit meer
schoon.
De belastingdienst biedt de mogelijkheid een bus die
ingericht is als camper voor een speciaal tarief wegenbelasting te laten
betalen. De camper moet hiervoor bij de RDW zijn gekeurd. Ons plan is om een
bus inderdaad te laten keuren als deze voldoet aan de inrichtingseisen van een
camper. Hier zit echter een klein addertje onder het gras. Een particulier moet
BPM afdragen als een bus jonger dan vijf jaar is. Met een bus van minimaal deze
leeftijd, zou je denken dat je dus goed zit. Echter, een camper is volgens de
wet een ‘personenauto met kampeerinrichting’ en personenauto’s zijn 10 jaar
BPM-plichtig. Dat betekent dat als de bus herkeurd wordt tot camper, de
belastingdienst langskomt met een naheffing van een deel van de BPM.
Deze parameters leverden via vele websites tientallen
hits op. Veel busjes bleken ver in het zuiden van het land te staan, hetgeen
bezoeken lastiger maakte. We hadden al een paar losse busjes bekeken. De foto’s
waren over het algemeen positiever dan de auto’s er in het echt uit zagen. Bezoeken
en een proefrit zijn een must. We hebben een aantal busjes die het bezoeken
waard leken geselecteerd en een route gemaakt. Op een doordeweekse dag gingen
wij op jacht. Via Varsseveld (was al verkocht) kwamen we in Vuren, Gelderland
terecht bij een van de grootste handelaren in tweedehands busjes die ons land
rijk is. De bus die we daar op internet gezien hadden, bleek veel slechter dan
we dachten. De bodem van deze groentewagen was weggeroest, de koppeling stuk en
de schuifdeur ging niet eens open. We wilden al bijna omdraaien, toen de
verkoper ons wees op een knalgele Master uit 2005. Hij had dan wel geen airco,
maar verder voldeed hij aan alle kenmerken. De auto zag er netjes uit. De
eerste eigenaar was een hovenier, maar omdat hij goed afgetimmerd was aan de
binnenkant zag je geen sporen van gebruik op het metaal. Er stond slechts
166.000 op de teller en de prijs viel mee omdat de kleur geel was. In Oost-Europa
is jaune citron blijkbaar geen hippe
kleur en willen ze liever wit. Een proefrit en een onderhandeling later,
stonden we twee uur later – er moest nog even een limietverhoging bij de bank
geregeld worden – met de sleutels van deze bus in onze handen. Heleen voorop in
onze auto en ik er achteraan met het gele gevaarte. Ik heb veel bussen gereden
en geniet altijd van de hoge zit. De 120pk van deze bus maakten het rijden tot
een aangename bezigheid en ik kon Heleen – die toch niet bekend staat om haar
truttige rijgedrag – goed bijhouden.
En zo stond er dus ineens een grote gele bus op onze
oprit. (Nog voordat duidelijk was dat we gebruik konden maken van de garage zelfs.)
Omdat de wegenbelasting en verzekering netjes betaald zijn, konden we hem daar
nog een tijdje laten staan. Inmiddels staat de bus binnen in de garage en
hebben we het kenteken kunnen schorsen.